
Co Westerik werd opgeleid aan de Koninklijke academie voor Beeldende Kunst en Den Haag. Al snel na zijn af studeren in 1947 boekte hij succes en opzien. In 1951 won hij de Jacob Maris Prijs, een prijs die hij later nog drie maal zou winnen. Het werk van Westerik roept vaak een gevoel van ongemak en onbehagen op omdat hij de gevoelige snaar van de bezoeker raakt door zijn verbeelding van zaken die net onder het oppervlak van de zichtbare wereld liggen. Beroemd daarin zijn zijn schilderijen die een vinger tonen die zich snijdt aan een grasspriet. Westerik is niet alleen een begenadigd schilder maar ook een voortreffelijk graficus. Zijn werk bevindt zich in vele particuliere en bedrijfs collecties en in vele musea, waaronder het Haags gemeente museum, Museum Boijmans van Beuningen, Groninger Museum, het Stedelijk Museum Amsterdam en het Museum voor Moderne Kunst te Arnhem.