
Engelbert L’Hoëst werd in 1919 in Amersfoort geboren. Hij verloor beide ouders op jonge leeftijd en werd grootgebracht in een pleeggezin. Op zestienjarige leeftijd liet hij een mapje tekeningen aan de Soestse schilder A.C. Sleeswijk zien die, onder de indruk van zijn talent de jonge L’Hoëst als een gezel in zijn huis opnam en hem een de degelijke klassieke schildersopleiding gaf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot L’Hoëst zich bij de locale verzetsgroep aan, vervalste hij persoonsbewijzen en hielp hij joden en onderduikers. Zijn leermeester A.C. Sleeswijk overleed tijdens de hongerwinter en liet L’Hoëst zijn huis en atelier na. Onder invloed van de moderne schilderkunst, met name Cobra, komt L’Hoëst na de oorlog tot kleurrijke en expressieve schilderijen. Samen met schilders als Gerard Grassère, Jan Stekelenburg en Douwe van der Zweep exposeert hij onder de naam ‘Progressieven’ in 1954 in het Centraal Museum te Utrecht.
Een groot deel van de jaren na de Tweede Wereldoorlog woont en werkt L’Hoëst in landen als Frankrijk, Spanje en Portugal. Naast zijn langdurige verblijf in het buitenland zijn zijn teruggetrokken leefwijze en zijn introverte karakter de belangrijkst verklaringen voor zijn relatieve onbekendheid bij het grote publiek. Gedurende de 2e helft van de 20e eeuw schildert hij teruggetrokken maar gestaag aan een indrukwekkend oeuvre. Na tentoonstellingen in het Centraal Museum ( 1954 ), het Singermuseum ( jaren 80) organiseerde Museum Flehite begin 2006 een grote overzichtstentoonstelling van deze fascinerende kunstenaar. Een kunstenaar in hart en nieren die een dag niet schilderen als een verloren dag beschouwd en die een herontdekking en de herkenning door het grote publiek verdiend.