logo
menu icon

Johannes Tielens

Rotterdam 1869 - 1957 Den Haag

De schilder-mysticus Johannes Tielens maakte pas rond zijn veertigste van het kunstenaarschap zijn beroep. Hoewel hij jarenlang als voorzitter van ‘de Branding’ optrad was hij zeer terughoudend in het tonen van zijn werk. Wel publiceerde hij regelmatig over zijn artistieke opvattingen. In mei 1916 hield hij zijn eerste overzichtstentoonstelling. Het merendeel van zijn werken en zijn theoretische geschriften is bij het bombardement van Rotterdam verloren gegaan. Nochtans zijn er diverse geschriften bewaard die een aardig inzicht in zijn denken geven. Zo schrijft hij in een artikel over Laurens van Kuik bijvoorbeeld: “…wij Modernen, wij willen de geestelijke schoonheid doen stralen van uit het stoffelijk omhulsel”. In artikel waarin hij de theorieën over klank en kleur van Kandinsky en Skrjabin vergelijkt schrijft Tielens over de mogelijkheid om een muzieksymfonie om te zetten in een kleurensymfonie: “Het Lied zonder woorden staat tot het lied met woorden gelijk het schilderij zonder voorstelling staat tot het met een voorstelling” Tielens werk uit de brandingperiode loopt sterk uiteen in stijl en thematiek. Deze rijkheid aan experimenten viel zijn tijdgenoten ook al op. Zo schreef Bernard Canter in 1918 over een tentoonstelling van Tielens: “Ze (de werken) zijn in vele stijlen, futuristisch, cubistisch, rhytmisch, impressionistisch, soms pogingen om die verschillende stijlen tot eenheid te brengen.” Augusta Obreen schreef dat Tielens al vroeg “Neigingen naar het abstracte” vertoonde en nog voor de Italiaanse futuristen in Nederland te zien waren geweest in een soort gelijke stijl schilderde.  In de loop van de jaren twintig wordt zijn werk weer figuratiever en verliest het zijn experimentele karakter, als antroposoof had hij een voorkeur voor bijbelse, mythologische en literaire onderwerpen. Toch wist Tielens zijn reputatie als modern schilder nog enige tijd te behouden: in 1933 werd hij voorzitter van de nieuwe progressieve kunstenaarsvereniging R33.