Leo Adriaans kwam in 1946 in Helmond ter wereld. Al op jonge
leeftijd werd zijn talent voor tekenen onderkend. Na een onvoltooid gebleven
mulo-opleiding werd hij toegelaten aan de Kunstacademie van Den Bosch waar hij
van 1963 tot 1967 studeerde. Teleurgesteld door de heersende kunstopvattingen
haakte hij af. Van grotere invloed op zijn werk was de uit zijn studietijd voortgekomen
experimentele kunstenaars-vriendengroep ‘De Zware vanNelle club’ die onder
invloed van de wat oudere JCJ Vanderheyden werkte. Adriaans komt zelf tot zijn
eigen Brabantse Arte Povera. Het Brabantse landleven is zijn grote inspiratie.
Hij werkt in een stal in het Sterrenbos ten zuiden van Den Bosch alwaar hij
gebruik makende van materiaal zoals veevoederzakken tot een nieuwe beeldtaal
komt. Voor Adriaans zijn zijn bestaan als keuterboer en kunstenaar van gelijke
belangrijkheid. De waardering voor zijn werk neemt toe maar relationele
problemen, zijn strijd met de overheid en een drankprobleem trekken een zware
wissel op hem.. In 1997 overlijd Adriaans eerste vrouw Twanneke en enige tijd
na haar dood krijgt Adriaans een relatie met Monique Willems die er in 2000 voor
zorgt dat Adriaans toestemming krijgt de door hem zo gewenste boerderij in
Sterrebos te gaan bewonen. Dit brengt nieuwe energie in zijn leven. In 2002
maakt Pieter Verhoeff een documentaire over Adriaans met de titel ‘Eigen weg’.
Adriaans overleed in 2004, zijn werken zijn opgenomen in een groot aantal musea
en particuliere collecties.